Imagine. Being there.
On 23 oktober 2020 by Kitty@TiagoWe staan op een minuscuul klein koraaleilandje, met een biertje in onze hand. We kijken uit over spiegelglad water, terwijl we achter ons – aan de andere kant van ons privé-eiland – de golven op het rif horen breken. Een groot stuk zelf gevangen tonijn ligt te sissen op het barbecuerooster. Palmbomen ruisen zachtjes in de wind. Blote voeten, korte broek, zongebruinde huid. We delen het strand, het kampvuur en de zonsondergang met vier medezeilers en een handjevol heremietkreeften. Het ultieme Stille Zuidzee moment. Het perfecte plaatje waar iedereen van droomt.
Maar weet je, soms komen de perfecte plaatjes me de neus uit. Want ook al is het de realiteit – bovenstaand ultieme Stille Zuidzee moment is niet gelogen of zelfs maar een beetje aangedikt – het is niet de dagelijkse en zeker niet de volledige realiteit. De andere realiteit, die minder ‘picture perfect’ is, is er namelijk ook. Elke dag. Met dingen waar je minder vaak iemand over hoort. Dat het bootleven geen voortdurend feest is, maar behoorlijk normaal, saai en soms zelfs mateloos vervelend is; ssst, niet doorvertellen. Dat onze sociale context hier behoorlijk arm is, maskeren we met verhalen over bijzondere lokale ontmoetingen. Dat onze dagen grotendeels gevuld worden met praktische dingen om ons huishoudentje draaiende te houden; mondje dicht. We zwijgen over alles wat niet bevalt en doen mee met de instandhouding van het droombeeld van ons als zeilende, levensgenietende avonturiers, voor anderen en vooral ook voor onszelf. Dat houdt de moed er namelijk lekker in.
[Overigens (b)lijken er ook mensen te zijn die het leven op een boot, inclusief alles wat ik saai of mateloos vervelend vind, oprecht het meest fantastische vinden dat er is, maar dat vertel ik liever ook niet door. Die mensen zijn namelijk gek. Ssst.]
Dus. Over de moed erin hebben. Weten jullie nog dat we zeven maanden geleden vertrokken uit Panama? Vast. We hadden ons na enig beraad flink opgepept om nog een half jaar vol te gaan voor het bootleven. Corona of niet, we zouden nu echte stoere zeilavonturiers worden. We zouden de Stille Oceaan in hoog tempo doorkruisen – desnoods in één ruk, maar bij voorkeur met een paar kleine tussenhopjes – en moe maar voldaan in Nieuw-Zeeland aan komen. Daar zouden we de boot een tijdje verruilen voor een huis en gaan werken aan toffe projecten. We zouden ons daar een jaartje opladen en plannen maken voor het vervolg, met of zonder boot. Hoppa, gáán, wie kan ons wat maken!
Maandenlang hopten we – super blij dat we na 35 dagen zeilen welkom waren in Frans-Polynesië en niet in één ruk 7000 nautische mijlen naar Nieuw-Zeeland af hoefden te leggen – van het ene naar het andere eiland. Gambier, Markiezen, Tuamotus, de Societies: we genoten van alle prachtige plaatjes die Frans-Polynesië ons voorschotelde. De minder leuke dingen van het leven op een boot, werden goed gemaakt door alle Stille Zuidzee-clichés. Corona was er wel, inclusief mondkapjes en sluiting van horeca, maar daar heb je weinig last van als op negen van de tien eilanden überhaupt geen restaurants, cafés of supermarkten zijn. Corona weerhield ons er niet van om op een wit strand melk uit een kokosnoot te drinken, met walvissen en mantaroggen te zwemmen, na een lange wandeling af te koelen onder een waterval, voor anker te gaan voor een eilandje zo groot als je tuin, te snorkelen in de zwembadwater-blauwe zee of om tropische vruchten uit de boom te plukken.
Ondertussen pisten de maanden voorbij. De bijzondere dingen werden normaal (hé, alweer een manta), de normale dingen werden saai (hallo strand, baaitjes, kokosnoot, groene bergen) en de gesprekken werden eentonig (bootshit, meer bootshit, mooie plekjes, nog mooiere plekjes, corona, nog meer corona, biertje?). De behoefte aan nieuwe input, aan een andere context werd steeds groter. Maar met elke maand die voorbijging werd de kans dat Nieuw-Zeeland haar grenzen zou openstellen steeds kleiner. Onze ‘wie kan ons wat maken’-bravoure werd aan het wankelen gebracht en vragen popten op. Hoe moet het verder als we niet naar Nieuw-Zeeland kunnen? Zijn er alternatieven? Willen we dan überhaupt nog verder? Kunnen we hier eventueel blijven tijdens het orkaanseizoen? Hoelang kunnen we dit nog betalen? Moeten we de reis afbreken? Moeten we de boot verkopen? Verschepen? Willen we naar Nederland? Hoe lang willen we nog onderweg zijn? Vinden we dit nog leuk genoeg? En wat is dit eigenlijk?
Afgelopen maand werd het niet-meer-te-negeren-duidelijk dat de grenzen van alle landen om ons heen, inclusief Nieuw-Zeeland, door Corona dicht blijven. Van alle opties bleef er voor ons ineens nog maar één optie over; hier blijven. Ik kan niet zeggen dat ik er op slag depressief van werd, maar het scoorde wel matig op de jippie-hoera-index. Blijkbaar hadden we daar in ons hele ‘zin-in-avontuur-hop-we-gaan-wie maakt-ons-wat’ geen rekening mee gehouden. Om dat te moeten accepteren, dat we in ieder geval nog een half jaar (het orkaanseizoen) langer in Frans-Polynesië doorbrengen, was even slikken. Ik hoor jullie al een wenkbrauw optrekken en vanuit een regenachtig Nederland of België denken; “mens, zeur niet zo, dat is toch heerlijk, moet je ons zien zitten, ik wil wel met je ruilen!”, maar dan mis je het punt (en zou ik vooral adviseren om dit stuk nog eens van voren af aan te lezen :)).
Ik vond het lastig om uit te zoomen en met een frisse blik tegen onze situatie aan te kijken. Het idee van een ‘weggegooid‘ saai half jaar, met weer dezelfde plekken, waarin we zonder uitdaging, zonder avontuur, maar ook zonder comfort en geld de dagen zouden tellen, zat behoorlijk vast in m’n hoofd.
Tot ik in Tahiti, in de stad Papeete, kwam. De drukte van de stad gaf me energie. Ideeën borrelden op en ik realiseerde me dat als ik verandering wil, ik daar zelf voor kan zorgen. Dat ik altijd nog zelf kan bepalen hoe leuk, stom, avontuurlijk of gezapig het bootleven is. Dat ik zelf in beweging kan blijven, hoe ‘vast’ we ook zitten. Er ging een knop om. Tiago werd omgetoverd tot brainstormboot en ideeën werden plannen. Plannen om te kunnen werken! Want dat is wat ik gemist hebt; mijn hersenen kraken en me inspannen voor vraagstukken die er toe doen. Weer in te pluggen in dat deel van mijn leven geeft me nieuwe energie. En met die energie ziet ons bootleven er ineens een stuk zonniger uit. Elke ankerplek wordt gekeurd als potentieel kantoor, picknicktafels op het strand worden onze bureaus. We hoeven niet meer te verlangen naar het andere, want we kunnen de dagen hier weer laten tellen. Imagine. Being there.