De vrijheid van Cuba – deel I
On 26 januari 2020 by Kitty@TiagoMet twee geleende speergeweren zijn Laurens en ik op jacht. Gisteren waren de kreeften de klos, vandaag zijn de vissen de pineut. Het is hier een bonte bedoening op het rif. De kleurenpracht kan me echter niet afleiden van m’n missie; een visje schieten zal ik!
Het duurt even voor ik ook daadwerkelijk de trekker over durf te halen. De vissen hebben me in de tussentijd in de smiezen, dus die gaan er als een speer vandoor als ik ook maar iets te lang naar ze kijk. Ik doe m’n best, maar ik vang helemaal niets. Ik schiet steeds op de geplande plek, alleen is de geplande vis er dan niet meer. Laurens is gelukkig wel lekker bezig en gooit het ene na het andere visje in de bijboot. Na een half uurtje jagen zwemt er ineens een rifhaai naast ons. Haai! Super mooi om te zien, maar een kwartiertje later volgen nummer twee en drie. Ahum, ja, goh, drie haaien. Ze zijn net als wij op zoek naar een maaltje, en vooral nieuwsgierig. Althans, van dat positieve scenario ga ik uit. Wanneer Laurens weer een visje schiet, neemt de interesse merkbaar toe. Ze komen nu wel heel dichtbij. Iets sneller dan normaal flipperen we naar onze rubber bijboot. Laurens met het visje in de lucht om de nog spartelende maaltijd heelhuids thuis te krijgen. Ik met speergeweer nummer twee in de aanslag voor het geval dat een van de haaien Laurens z’n – door het hard flipperen ontvelde en licht bebloede – teentje voor een lekker hapje aan ziet. Met het speergeweer voel ik me heldhaftiger dan ik ben. Nou zijn het geen grote haaien, en ze eten ons echt niet op, maar ik vind het retespannend. Drie keer een meter is immers toch drie meter.
We zijn in Jardines de la Reina; een natuurgebied met honderden kleine en grote mangroven-eilanden omzoomd door riffen waarbinnen beschutte lagunes ontstaan. De beschaving is ver van dit gebied verwijderd; er wonen geen mensen, we zien geen andere boten en er is geen mobiel bereik. Het is er heerlijk rustig en de lagunes blijken een fijne supermarkt te zijn. Dat laatste is in Cuba extra luxe, want boodschappen doen is in dit land – meer nog dan op alle andere plekken waar we geweest zijn – een interessante en tijdrovende dagbesteding. De lagunes bruisen van het leven. De vissen zwemmen in groten getale in je visnetje – of laten zich dus schieten op het rif, de barracuda’s (brrrr, die vertrouw ik voor geen centimeter) en haaien zwemmen nieuwsgierig met je mee en we kunnen de kreeften zien lopen onder de boot. Als er na twee weken niets dan natuur een tweede zeilboot verschijnt in de laatste lagune voor we het vaste eiland weer opzoeken, levert dat een dubbel gevoel op. Daar gaat onze Robinson Crusoe ervaring, maar ook, hé leuk, leven in de brouwerij! Het is de Franse familie op een typisch Franse boot die we eerder al heel even in Santiago zagen. Enthousiast vertellen we over het onderwaterleven in de lagune en meer in het bijzonder over de kreeftenfamilie die onder onze boot woont. Hoewel het vangen van kreeften officieel niet mag (want die zijn van de overheid en met de overheid moet je hier niet sollen) duurt het niet lang voor we als Frans-Nederlands legioen, gewapend met speergeweren, de strijd aangaan met de moeder aller kreeften en de familie kreeft wat uitdunnen. Dagenlang delen we kreeft, vis en verhalen en bakken we samen brood. We genieten ons te pletter hier in ons miniparadijs, ver weg van de bewoonde wereld.
Het contrast met de vier maanden die we doorbrachten in de Nederlandse Antillen is enorm. De tijd daar stond toch vooral in het teken van klussen en het wachten tot het orkaanseizoen voorbij was. Er zijn ergere dingen denkbaar op de wereld, en het hoort nou eenmaal bij dit zeilavontuur, maar ik voelde me er een beetje gevangen en ik voelde me na een tijdje langzaam wegzakken in het moeras van consumeren. Wat wel super fijn was op Bonaire en Curacao, waren de intensieve contacten met onze liefste zeilvriendjes, het kunnen logeren in een super luxe villa (met een echt bed en een badkamer en een zwembad en een vaatwasser en een wasmachine!) en de super fijne weken met mijn moeder en Kees en met Robin en Rianne. Want dat was er ook! Maar tegen de tijd dat je ’s avonds ouderwets aan de stamppot met gehaktballen zit en gevoelens van schuld en spijt de kop op steken, dan weet je: ik moet hier weg. Terwijl onze zeilvrienden vertrokken naar Colombia en San Blas, besloten wij dit ommetje naar Cuba te maken. Omdat we in voornoemde landen al eens waren, omdat we dwars zijn, omdat we weer los moeten weken én omdat Cuba hoog op de gekke-landen-lijst staat.
Dat Cuba zo overweldigend, intrigerend, verbazingwekkend lelijk, oneerlijk, lieflijk, warm, mooi en hard tegelijk is, had ik nooit kunnen bedenken. Het land verrast me op soms vreemde manieren en het geeft me te denken. Dat hier alles anders is dan ik gewend ben doet me goed. In maanden heb ik me niet zo levendig en vrij gevoeld. En dat alles overheersende gevoel van vrijheid is best gek, hier in dit communistische land.
Omdat de moeder van Laurens over een paar dagen naar Cuba komt en ik haar de rariteiten van dit land graag zelf en onbevooroordeeld laat ervaren, vertel ik in een volgend blogje over het leven in Cuba.
En foto’s, van de Antillen en van Cuba, die komen ook later. Internet is hier op de bon en traaaaaaaaaaaag.